Leseprobe

102 B öhme’s Fi l o s of i e ren vrijheid is het meest verheven teken van Gods evenbeeld in de mensheid. Böhme zegt dat het oor- spronkelijke rijk van onbegrensde vrijheid waarbin- nen God de Schepping voortbrengt ‘niet dood is, want niets kan het verwoesten, het blijft echter eeuwig vrije wil’ ( De genadige verkiesing 82).93 Het is dus de vrijheid die het Goddelijke en het menselijke door de tijd heen verbindt. Volgens Böhme maakten zowel Adam als Luci- fer misbruik van de vrijheid, maar onder verschil- lende omstandigheden en met verschillende gevol- gen. Hoewel mensen hun wilsvrijheid behielden, verloren ze door de Zondeval de kracht van Gods Wijsheid, de ‘goddelijke Sofia’. Böhme stelt daarom dat de menselijke wil niet langer een ‘Liefde-Wil’ is, maar een ‘Distel-en-Doornen-Wil’, die op zichzelf en opmateriële zaken gericht is (Afb. 2). Böhme beweert echter niet dat de ziel hier op eigen kracht verande- ring in kan brengen. Hij benadrukt juist de noodzaak van goddelijke bijstand. Door het geloof en het gebed kan ieder mens die wil veranderen ‘herboren’ wor­ den, een proces dat pas zal worden voltooid in de hemel, wanneer ieder mens afzonderlijk uiteindelijk bevrijd zal worden van het fysieke lichaam. Böhme’s lezers stelden zich het proces van de wedergeboorte op verschillende manieren voor. In de generaties na zijn dood werden vele van zijn aan- hangers om hun opvattingen vervolgd en moesten ze uitwijken naar Nederland, Engeland of zelfs de Noord-Amerikaanse kolonies. Omdat Böhme’s ge­ schriften niet alleen moeilijk toegankelijk maar ook rijk aan beeldtaal zijn, maakten vele van zijn volge- lingen gebruik van beeldende kunst om zijn ideeën over te brengen. Enkele van de meest creatieve en in het oog springende illustraties werden gemaakt door Dionysius Andreas Freher (1649–1728), een Duitse balling die in Londen woonde. Als hoogopgeleid en begaafd kunstenaar probeerde Freher uitdrukking te geven aan Böhme’s idee dat de mens, door de wil middels het gebed over te leveren aan God ( Gelassen­ heit ), in staat was van een totaal verdorven stoffelijk wezen te veranderen in een onstoffelijk, androgyn wezen en uiteindelijk in een geestelijk wezen in har- monie met de kosmos zelf (Afb. 3). Een van de metaforen die Böhme gebruikt om uit te drukken hoe vrijheid God en de mensheid ver- bindt is het ‘eeuwige oog’. In Böhme’s filosofische systeem is er sprake van een doorslaggevend mo­ ment: het ontstaan van zelfbewustzijn, waardoor God de Vader en de Zoon uit het rijk van onbe- 2 Michael Andreae, Titel­ pagina in: Gnaden = Wahl , in: Jacob Böhme, Alle Theosophische Wercken , Amsterdam 1682, Embassy of the Free Mind, Biblio­ theca Philosophica Hermetica Collectie, UBN 466

RkJQdWJsaXNoZXIy MTMyNjA1