Leseprobe
103 Vr ij he i d grensde vrijheid te voorschijn konden treden. Böhme verklaart dit moment aan de hand van de metafoor van het oog en de spiegel. Het is alsof God ineens in staat was om Zijn weerspiegeling te ‘zien’ en Zijn eigen bestaan te erkennen. Dit moment zette het Scheppingsproces in beweging, want toen God zich eenmaal bewust was geworden van zichzelf wilde Hij steeds meer ‘zien’. Dit moment is echter ook eeuwig- durend. Böhme legt het als volgt uit: ‘De Wil van het oog is onbewogen, en het verlangen van de Wil vult het, en het oog blijft vrij in zichzelf. Want het is in alle eeuwigheid vrij; en dat is wat we in al onze geschriften eeuwige vrijheid noemen’ ( 40. vragen over de siele , Vraag 1.36).94 Voor Böhme’s volgelingen was het alziende oog een krachtig symbool dat vele dingen tegelijk kon betekenen – de alomtegenwoordigheid van God, de menselijke vrijheid en de noodzaak om alert te blijven tijdens de zoektocht naar morele verandering, vooral verandering door middel van meditatief, innerlijk gebed. In kringen van spiritualisten werd het ‘innerlijk oog’ zo een synoniem voor het geweten, dat geacht werd te wonen in de ziel of in het hart. In veel devo- tionele boeken uit die tijd wordt een hart afgebeeld 3 Dionysius Andreas Freher, Zonder titel (De boom van de ziel en de drie werel- den in de mens), in: The Works of Jacob Behmen, the Teutonic Theosopher , de zogeheten Law editie (red. George Ward en Thomas Langcake), Londen 1764–1781, prent met ver- schillende lagen die open geklapt kunnen worden, ingekleurde kopergravure, Embassy of the Free Mind, Bibliotheca Philosophica Hermetica Collectie, UBN 16095
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MTMyNjA1